Geschiedenis van de fotografie

Daguerreotypie in 1938

De Geschiedenis van de fotografie

In 1826 maakte Niépce de eerste foto op een plaat die was bedekt met een lichtgevoelige bitumen (een soort asfalt).
Hij had hiervoor een belichtingstijd van acht uur nodig bij helder zonlicht.
De foto maakte hij van zijn dak via het dakraam en door het draaien van de zon ziet men de schaduw van twee kanten.
Deze bitumenbeelden, die naast zwart en wit ook grijstinten konden tonen, konden ook worden gefixeerd en in positieve beelden worden omgezet.
In het Franse plaatsje Saint-Loup-de-Varennes -de plaats waar Joseph Nicéphore Niépce zijn eerste proeven deed- staat een monument met de tekst "DANS CE VILLAGE NICÉPHORE NIÉPCE INVENTA la PHOTOGRAPHIE en 1826".
In 2002 is echter een foto van Niépce ontdekt die dateert van 1825. Het is een foto van een gravure die een jonge stalknecht met een paard aan het leidsel laat zien.
Hij werd aangekocht door de Bibliothèque nationale de France voor 450.000 euro.

Daguerreotypie van de Boulevard du Temple in het 3e arrondissement van Parijs.
De eerste fotografische afbeelding van een mens (Daguerre, 1838).
De afbeelding toont een drukke weg, maar omdat de belichtingstijd ruim 10 minuten bedroeg werd het verkeer niet vastgelegd. (zie Foto)
Alleen linksonder zijn een schoenpoetser en zijn klant zichtbaar, doordat ze lang genoeg stilstonden om te worden geregistreerd.
Louis Daguerre wordt ook vaak beschouwd als de uitvinder van de fotografie.
In 1831 zette Daguerre de proefnemingen van Niépce voort met zilverjodide.

In 1834 begon William Fox Talbot te experimenteren.
Hij ontwikkelde een methode om papier lichtgevoelig te maken door het te dompelen in een zwakke zoutoplossing en daarna in een zilvernitraatoplossing.
De lichtgevoeligheid van zilvernitraat was reeds in 1727 ontdekt door Johann Heinrich Schulze maar was tot dan toe niet meer dan een curiositeit en kermisattractie.
Thomas Wedgwood en Humphry Davy slaagden er in 1802 al in onder invloed van licht een beeld te vangen op voorbewerkt papier, alleen lukte het hun niet dit beeld te fixeren.
Talbot lukte dit wel, door ze te dompelen in een sterke zoutoplossing.
Ook ontdekte hij het negatief-positiefprocedé.

In 1837 ontdekte Daguerre bij toeval de mogelijkheid van ontwikkeling van het latente beeld.
Hij had een gejodeerde verzilverde koperplaat kort belicht en hierna blootgesteld aan kwikdamp.
Hierop bleek zich een beeld te hebben gevormd. Hij noemde dit proces daguerreotypie.
De 'uitvinding van de fotografie' werd in januari 1839 bijna gelijktijdig in Parijs en in Londen aangekondigd.

Calotypie wordt uitgevonden door William Fox Talbot.

Omstreeks 1850 werd door Frederick Scott Archer het collodiumprocedé uitgevonden.
Daarbij verving men de papieren drager door glas en hechtte men de zilverhalogeniden met behulp van een collodiumlaag op deze doorzichtige basis.
Deze glasplaten moesten terwijl ze nat waren worden belicht en meteen worden afgewerkt.

In 1861 maakte James Maxwell met drie kleurfilters de eerste kleurenfoto.

In 1871 vond de Engelse arts Richard Maddox een droge methode uit, de zilvergelatinedruk.
Hij gebruikte daarvoor een glasplaat waarop zilverbromide in een gelatinelaag ingebed werd.
Dit is de oervorm van de huidige fotografische films.

In 1879 ILFORD wordt opgericht door Alfred Hugh Harman onder de naam Brittania works worden de eerste Gelatine platen geproduceerd in zijn huis.

1881
Fotografiegigant Kodak wordt opgericht onder de naam Eastman Dry Plate Company door George Eastman.

In 1888 bracht de Amerikaan George Eastman (de oprichter van de "Eastman Dry Plate Company" in 1881), de eerste fotocamera met rolfilm voor het grote publiek uit.
Met de slogan "You press the button, we do the rest", werd deze camera aan de man gebracht.
Deze camera kreeg de naam "KODAK". Hiermee konden 100 opnames per filmrol worden gemaakt.
Als de rol vol was stuurde de fotograaf de camera met filmrol naar de Eastman Kodak Company.
Vervolgens drukte het bedrijf de foto's tegen betaling af en stuurde de afgedrukte foto's én de camera met nieuwe filmrol terug naar de fotograaf.

In 1891 vond Gabriel Lippmann de methode van het reproduceren van fotografische kleuren uit, gebaseerd op het fenomeen interferentie, later bekend als het lippmannproces.
In 1908 won hij hiervoor de Nobelprijs voor Natuurkunde.

Het in 1903 door de gebroeders Lumière aangevraagde patent op het autochroomproces wordt toegekend en door hen op de markt gebracht.
Dit is een vroege vorm van kleurenfotografie.

In 1930 wordt het mogelijk foto's (gemaakt met rolletjes) meermaals af te laten drukken door middel van negatieven van een 35mm-rolletje.[bron?]

Rond 1960 werd het voor consumenten mogelijk kleurenfoto's te maken.
Lange tijd waren er problemen met het vastleggen van de kleur rood, maar de techniek was rond 1960 ver genoeg om kleurenfoto's voor de consument aan te bieden.

In 1981 komt het eerste digitale fototoestel op de markt waarmee digitale fotografie mogelijk is geworden.
De traditionele camera, geladen met film is vervangen door een camera met een lichtgevoelige beeldsensor.

Bron: Wikipedia

Geschiedenis van de fotografie